In veel rechtsstelsels zijn kinderbeschermingssystemen zo ingericht dat ze pas ingrijpen wanneer er duidelijk bewijs van mishandeling is. Instanties zoals de Voogdijraad en de rechtbanken benadrukken vaak dat er “feiten op tafel” moeten liggen voordat er beschermende maatregelen worden genomen. Hoewel dit bedoeld is om zorgvuldigheid en rechtsbescherming te waarborgen, creëert het een pijnlijk paradox: tegen de tijd dat het systeem handelt, is de schade vaak al aangericht.
Ouders daarentegen leven dagelijks met hun kinderen. Zij zien patronen, herkennen signalen en kunnen de risico’s vaak al voorspellen lang voordat een officiële melding dit kan vastleggen. Beschermende ouders proberen dan ook vaak preventief hulp te zoeken, waarschuwen voor het gedrag van een agressor en wijzen op het gevaar voor hun kinderen. Maar in plaats van steun te krijgen, kunnen deze ouders zelf als onderdeel van het probleem worden gezien. Soms wordt hun poging tot preventie zelfs geïnterpreteerd als inmenging of als bijdrage aan het conflict.
Een lopende zaak op Aruba illustreert deze worsteling duidelijk. Een ouder, vastbesloten zijn kinderen te beschermen tegen een escalerende thuissituatie, zocht herhaaldelijk preventieve maatregelen. Hij signaleerde het gedrag van de andere ouder, voorzag momenten waarop mishandeling dreigde, en vroeg de instanties om in te grijpen voordat het misging. Toch werd zijn inspanning afgewezen. Omdat het systeem alleen op harde feiten reageerde, waren zijn waarschuwingen niet voldoende. Sterker nog: zijn pogingen om preventief te handelen werden gezien als verstrengeling in het conflict waar hij juist een oplossing voor zocht.
Wanneer NGO’s worden ingeschakeld voor onderzoek
De situatie wordt nog ingewikkelder wanneer rechters officiële instanties omzeilen. Het Arubaanse Código di Protección, in 2021 ingevoerd met steun van UNICEF Nederland en de Augeo Foundation, bevat een vijfstappenprotocol voor professionals bij een vermoeden van kindermishandeling. Het is expliciet bedoeld voor leerkrachten, zorgverleners en andere professionals, niet voor NGO’s of particulieren. Wanneer er ingegrepen moet worden, zijn de officiële kanalen helder: meldingen dienen terecht te komen bij bevoegde instanties zoals de Voogdijraad of het Departamento pa Mucha y Hoben (Bureau Sostenemi).
Toch komt het voor dat een rechter een NGO de opdracht geeft om een onderzoek te doen, ondanks dat deze organisaties daar niet voor zijn uitgerust of bevoegd. Hierdoor ontstaat rolverwarring: NGO’s missen de wettelijke bevoegdheid, middelen en structuur die nodig zijn om een dergelijke taak zorgvuldig en transparant uit te voeren.
Gebrek aan transparantie en capaciteit
Wat in de praktijk gebeurt, is dat sociale werkers soms niet in staat blijken om de situatie professioneel te begeleiden. Waarschuwingen over mogelijk misbruik worden genegeerd of gebagatelliseerd, waardoor kinderen alsnog worden gedwongen in omstandigheden die hen onveilig laten voelen. In sommige gevallen worden kinderen letterlijk tegen hun wil in contact gebracht met een ouder, zelfs na herhaalde signalen dat dit traumatisch of schadelijk is.
Daarnaast ontbreekt vaak de continuïteit in begeleiding. Gezinnen blijven maandenlang zonder actieve ondersteuning, terwijl de spanningen verder oplopen. Wanneer de toegewezen begeleider vervolgens wel ingrijpt, gebeurt dat niet zelden op een manier die emoties verder aanwakkert in plaats van stabiliseert.
Een systeem in conflict met ouders
Deze situatie legt een fundamenteel probleem bloot: een systeem dat vooral reageert ná de feiten, in plaats van ouders te versterken die gevaren vooraf kunnen signaleren. Ouders blijven daardoor vaak alleen staan in de preventieve fase, verscheurd tussen hun instinct om hun kinderen te beschermen en het risico om door instanties genegeerd, of zelfs verdacht, te worden.
Het gevolg is schrijnend. Kinderen blijven kwetsbaar totdat mishandeling bewezen is, ook wanneer ouders het gevaar al vroegtijdig hebben voorzien. Wat ontbreekt, is een brug: een mechanisme dat ouderlijke signalen serieus neemt zonder die automatisch af te doen als vooringenomen, en dat ervoor zorgt dat officiële instanties, en niet NGO’s zonder bevoegdheid, de onderzoeken uitvoeren.
Zonder zo’n brug zullen ouders en het systeem in conflict blijven, en zullen kinderen risico lopen, niet omdat niemand het zag aankomen, maar omdat preventie nog altijd niet wordt erkend als bescherming.